Pareltjes
Van alle keren eten in Chinese restaurants, staat een aantal mij nog behoorlijk bij. Zoals die ene keer bij de Blauwe Lotus in Den Haag waar ik met een metgezel at, terwijl het hele restaurant verder leeg was. Op één tafeltje na, waar iemand in zijn eentje zat te eten. De overige dertig tafels waren gedekt, maar tevergeefs. Uit de luidsprekers klonk de hele avond ‘Don’t cry for me Argentina’, uit de opera Evita gespeeld door het Radiofilharmonisch orkest van Taipeh. Veel plingplong dus.
Aan zoiets moest ik gisteravond met genoegen terugdenken.
Maar voor het zover was, verlieten we een in onze ogen verzengend heet Trujillo. Nou valt dat best mee, want alles onder de dertig graden noemen we bij ons zelfs niet zo, maar het gaat om het gevoel. Dat was nauwelijks anders dan een kleine drie jaar geleden in Sevilla, waar we de 40 aantikten, of Las Vegas, waar het 47 was. Klaarblijkelijk kunnen we er per voortschrijdend seizoen slechter tegen. Dat belooft nog wat. Dat wordt Scandinavië in 2022.
De snelweg op, op weg naar El Escorial, waar we het paleis van koning Filips II gaan bezoeken. U weet wel, de nemesis van onze Willem van Oranje (eigen schuld). We zien het forse paleis al van verre liggen en verheugen ons op de praal die ons te wachten staat. Wanneer ik op Google maps het gekozen hotel tracht te bereiken, gaat het echter virtueel gruwelijk mis.
Ik haat Google.
We rijden langs El Esocrial het stadje binnen en het is druk. Spanjaarden kiezen het weekend om zich te verpozen en waar wij ons massaal op de Nachtwacht, de Efteling of de Ikea storten en daarvoor uren in de file gaan staan, trekt hier elke Madrileen naar El Escorial. Lijkt het. Het is dus druk en Google maps reageert telkens een straat of steeg te laat, zodat we die niet meer in kunnen rijden. De volgende is dan weer eenrichtingsverkeer en bij de daaropvolgende staan halverwege de straat bloembakken te bloeien. Het is kortom rondjes rijden zonder wat te vinden door nauwe straten met aan beide zijden vervaarlijk dichtbij komende spiegels. Aangezien de lak van onze auto nou net nog te nieuw is – we hebben deze Audi nu een maand of vier – vinden we het al snel een slecht plan hier te blijven, zeker gezien het feit dat het viersterrenhotel dat willen afhuren geen bonuspunten heeft gescoord op parkeren. Het adagium is: zoek het maar uit waar je je auto stalt voor 295 euro voor twee nachten exclusief ontbijt.
We rijden snel door richting het noorden, daar liggen wat stadjes waar we wel aardige B&B’s weten. Volgens de website zijn er kamers vrij, maar in het Spaans wordt mij aan de deur gezegd dat het ‘complet’ is. Niks dus.
Nu zijn we uiteraard niet snel in paniek. We zitten middenin een wintersportgebied, dus keuze genoeg. Het wordt het posthotel langs de provinciale weg. Zo’n hotel dat in alle jaren van bedrijfvoeren nooit is opgeknapt. In dit geval sinds het Olympische jaar 1972.
We nemen een kamer met uitzicht op... eh... het dak van het restaurant én de bergen in de verte. Er ligt geen sneeuw.
’s Middags zit het restaurant van het hotel bomvol. We verwachten er wel wat van als we ’s avonds om 20.30 uur aanschuiven. Kwart voor negen zitten we nog steeds met z’n tweeën onder het genot van een standaard jazzmuziekje dat Shazam weigert te herkennen. Liftmuziek. Om negen uur krijg ik een enorme steak (half vlees, half vetrand) en val ik aan. Zelfde muziek, nog steeds geen mensen. Half tien, na mijn citroensorbet en onze terugtrekkende beweging naar de kamer, nog steeds niks. We waren de enige gasten. Wij en onze ober.
De volgende ochtend regent het, staan we op en gaan we naar het ontbijtbuffet. Nog steeds dezelfde muziek!
Reacties
Reageer
Laat een reactie achter!
- {{ error }}