de-strijd-tegen-de-windmolens.reismee.nl

1967

Ordesa is een natuurpark waar veel toeristen graag naartoe gaan. Bepaalde soorten, gekenschetst als wandelaars. Bergklimmers. Natuurvorsers. Dus wij die kant op, want na een aantal dagen in de auto om het zuiden te bereiken, willen we er ook wat van zien. Dat wordt wandeling nummer 3 met een stijging van zo’n 300 meter om bij de cascade uit te komen, de waterval. Om ons heen zien we de herfst langzaam invallen. Het bos waar we doorheen trekken, is nat en de bijbehorende temperatuur zorgt voor paddenstoelengroei. In grote mate. En kleine twee uur doen we erover om de waterval te bereiken en weer terug te keren bij de auto. Op zich geen wereldprestatie, ware het niet dat we op geen enkele wijze voorbereid zijn. Geen training vooraf, geen goed schoeisel, geen water of eten. Niks.

Maar voor zo’n korte wandeling is dat ook niet echt nodig, want waar we de afsplitsing zien van de Grande Randonée en de waterval, kiezen wij voor de veilige route en laten we de GR aan de mensen die met skistokken wandelen, voorzien van rugzakken vol eten, slapen en andere behoeften.

En gaan terug naar het hotel, voor het diner.

Van alle jaartallen die ik heb meebeleefd, is 1967 het verste van hier af. En ik heb er krap tweeënhalve maand van meegekregen. De eerstvolgende keer dat ik 1967 beleefde, was toen ik figureerde in de film A discovery of heaven en Jeroen Krabbé mij ten overstaan van Stephen Fry regieaanwijzingen gaf. De scène in café Scheltema speelde in 1967. Ik vond het een mooi inkijkje in mijn geboortejaar. Een derde keer dat ik in 1967 arriveerde, was in Fortezza, in Zuid-Tirol, in een hotel dat sinds 1967 geen renovatiedrift had ondergaan en waar in de lift het bordje hing met dat jaartal, waarin het in de kabels was gehangen.

In Torla herbeleef ik nogmaals dat jaar.

Hotel Silken ademt aan alle kanten de tijd van weleer uit. Veel hout, veel natuursteen, grote zwartwitfoto’s met oude auto’s, veel gedateerd smeedwerk dat heel duidelijk een in mijn ogen aantrekkelijk jaartal representeert. Ik ben weer terug in 1967. Dat de constructie van het hotel ook 1964, 1966 of 1968 kan representeren, is evident. Maar irrelevant. Ik reken naar mezelf toe. Dat mag, het is immers mijn vakantie.

Vier keer is scheepsrecht.

Toch moeten we dit lustoord verlaten voor andere gebieden. We gaan naar het zuiden. Uiteindelijk, want eerst naar het westen en naar het noorden. Ver bovenin de Pyreneeën verscholen ligt het plaatsje Canfranc. Een nietig stadje op de grens van Frankrijk en Spanje en we zouden er nooit 75 kilometer voor om hebben gereden als er niet een heel bijzonder gebouw stond. Dat staat er. Het station van Canfranc.

Het gebouw is zo’n 200 meter lang en is totaal uit proporties. Meer een station dat je in Istanbul, Parijs of Turijn zou verwachten en niet op 1000 meter hoogte in de bergen. Canfranc heeft zo’n 600 inwoners en een station voor een stad van een half miljoen.

Ooit was er een verbinding tussen Pau en Zaragoza die via hier liep. Maar diverse oorlogen en politieke issues lagen een succesvolle route in de weg. Nadat er aan de Franse kant een ongeluk gebeurde, raakte men het spoor bijster en is het in ongerede geraakt. Het station verpauperde en werd langzaam een met de natuur.

Nu wij er staan, is er niks meer van te zien. Van dat teruggeven aan de natuur. Het station staat te blinken in de zon, overal eromheen wordt vers asfalt gelegd en men legt de laatste hand aan het plein voor het station. Nu is het geen station meer, want het gebouw staat leeg. Als het goed is, wordt het een conferentieoord, een hotel, iets met kunst en nog zoveel meer als de 200 meter herbergen zullen kunnen.

Het nieuwe station is de oude goederenloods, achter het stationsgebouw en daarvandaan vertrekt een paar keer per dag een dieseltje naar Zaragoza. Frankrijk is te bereiken, maar dan moet je wel met de lelijke stadsbus die voor het station staat te wachten. Het is voor de Spanjaarden een kwestie van geduld voor Europa ook het treindeel naar Frankrijk zal weten te financieren, wat voor het Spaanse deel al is gelukt.

Komt er toch nog iets goeds uit Brussel.

Wij rijden ondertussen zelf in rap tempo naar het zuiden. De temperaturen worden aangenamer, het land droger en de wegen slibben langzaam dicht. We komen in de buurt van een grote stad. In eerste instantie was een hotel geselecteerd dat er best aardig uitzag (zwembad, terras, prima kamers), maar bij nader inzien aan een drukke snelweg blijkt te liggen. Op google maps wordt het hotel matig aangegeven, zodat we een paar keer misrijden, terwijl we het roze gebouw al een tijdje zien liggen. Uiteindelijk bereik ik via een benzinestation het parkeerterrein en we keuen direct het hotel af. Zo dicht op twee snelwegen (er ligt er ook nog een achter) is voor het vakantiehumeur een slechte optie. Zaragoza heeft vast nog meer te bieden.

Dat wordt hotel Hiberus. Een gigantisch groot gebouw, aan de rivier, met ramen tot op de grond en een fantastisch uitzicht op de stad.

Nu nog even zorgen voor verwarmd zwemwater.

Reacties

{{ reactie.poster_name }}

Reageer

Laat een reactie achter!

De volgende fout is opgetreden
  • {{ error }}
{{ reactieForm.errorMessage }}
Je reactie is opgeslagen!