Terug in de tijd
Wij hanteren de gouden regel dat we nooit teruggaan naar waar we eenmaal zijn geweest. En dat heeft een reden. Het wordt nooit meer zoals het was. Villa Vedetta in Florence was de eerste keer magisch, de tweede keer was het prima, maar geen magie. En aangezien je altijd voor het hoogst haalbare moet gaan, is teruggaan geen optie.
Met uitzondering van Parijs.
In het stormjaar 1990 was ik eens in Andorra. Een lieflijk spatje op de atlas, een pixel tussen Spanje en Frankrijk. En ik breek met de regel, want we rijden vanuit Carcassone via een op de kaart als mooi aangegeven route naar de grens van Andorra, naar Pas de la Casa, de plek waar ik ooit leerde skiën.
Dat is nog best een trip over B- en C-wegen, dwars door het zuidelijkste zuiden van Frankrijk. We hadden ook de snelweg kunnen nemen, met meer kilometers, maar qua tijdsinspanning gelijk, maar doen dat niet. Het is vakantie. Voor ons wel. Voor die rare Fransoos die moeilijk loopt te doen over het feit dat hij op de rotonde even geen voorrang krijgt en daardoor volkomen over de kook raakt blijkbaar niet. Ik laat me niet meegaan in zijn chagrijn en wens zijn totaal versleten Peugeot veel plezier op de rest van de rotonde. Ik tuf er rustig achteraan maar meneer maakt nog een tijdje misbaar met handen en knipperlichten. Ik hoop dat hij inmiddels over zijn stress heen is, anders is zijn zondag verder zuur verlopen. Wat het ongetwijfeld is geworden.
Wij verwachtten dat onze binnendoortocht zou betekenen dat er geen of weinig verkeer zou zijn. Niks waar. Het is gewoon druk op straat in de stadjes, op de aanrijdroute en op de tussen steden gelegen wegen. Tot we in de buurt komen van Ax-les-Thermes, een lieflijk kuurplaatsje met wat thermale baden en een paar verdwaalde sequoia’s in het park. Hier lunchen we in een brasserie met prima voer, maar te weinig personeel. Men rent zich letterlijk rot om alle tafeltjes te kunnen bedienen. Ook hier is blijkbaar een personeelstekort in de horeca. Het stoort ons in zoverre dat we op het terras wat kou lijden, want het wordt nu toch echt herfst en de vesten en truien liggen nog in de auto. Binnen handbereik is de volgende stap. Met een mooie fooi danken we voor de forse inspanning het personeel bij afrekenen en we gaan verder ‘naar boven’, waar Andorra ligt. Nog 20 kilometer klimwegen scheiden mij van weerzien.
Bij de grens valt de lange rij wachtenden op die het land willen verlaten. Nu is Andorra een belastingparadijs, dus of men heeft drank, men heeft sigaretten, men heeft benzine of dat alles.
Nu wij nog maar 50 kilometer kunnen rijden op onze voorraad, is het zaak om zelf ook benzine te tanken. En rap ook, want ik vertrouw de meter voor geen cent. Bergaf kon ik nog 200 kilometer vort, bergop werd dat plots veel minder, tot 50. Leve de elektronica.
Wanneer ik Pas de la Case herbezoek na 31 jaar, valt mij op dat ik niets herken. Niets. Helemaal niets. Hier was ooit een liftje, een restaurantje en vast ook een skiverhuur. Nu ligt er een uit de kluiten ontploft dorp. Bijna een stad. Straten, pleinen, winkelcentra. Je zou er bijna van willen gaan skiën. Enige is dat er geen sneeuw ligt.
Maar dus geen tankstation.
Gelukkig zie ik in het centrum een muurschildering met aankondiging van een Total. Dus we rijden verder. Buiten het dorp begint de tankstraat. Zo’n tien verschillende merken doen een gooi naar de gunsten van de dorstige passanten. We kiezen de eerste. Wist ik veel.
Tegen 1,35 euro de liter hoef je ook niet moeilijk te doen. Voor een paar tientjes gooien we de Audi helemaal vol en kunnen weer 800 verder.
Dat wil zeggen, als je de tankdop sluit. Mariella had in de gauwigheid met afrekenen dat even over het hoofd gezien en we rijden met een losse dop en een open luikje dwars door Andorra. Een soort Molotov op wielen. Vuurtje? Gelukkig is er een localo die ons maant te stoppen en in gebroken Engels iets zegt over benzine. We sluiten de dop. De peut kost niks, maar we hebben het wél nodig.
Op internet had ik een aardig hotel gezien waar we naartoe rijden in de hoop dat we de Ibis en Holiday Inns een beetje achter ons kunnen laten. Dat kunnen we. Het hotel ligt strak tegen de berg in een dal waarmee we prachtig uitzicht hebben over het dal en het er tegenover gelegen gebergte. We nemen een kamer. We drinken cocktails. We nemen het diner.
Bij het krieken van de ochtend, zo tegen tienen, besluiten we na drie volle rijdagen het mooi gevonden te hebben en lassen een rustdag in. Even niks tot weinig. Ontbijtje, bezoek aan de hoofdstad, herzien van het plaatsje Encamp waar we destijds in een hotel zaten. Dat soort dingen. Zowel van het hotel als van de hoofdstad kan ik me niks, maar dan ook helemaal niks meer herinneren. Het is totaal blanco. Ik dacht het hotel nog wel even aan te kunnen wijzen, evenals de MacDonalds waarheen we destijds vluchtten omdat het eten zelfs voor mijn toenmalige normen te slecht was. En dat wou wat zeggen, dunkt me!
Andorra-la-Vella is een drukke, benepen stad met heel veel belastingvrije winkels. Omdat we daar totaal niet op zitten te wachten, keren we rap terug voor een middag in het zwembad.
Dat is ondanks de verplichting een badmuts te dragen een veel betere optie.
Reacties
Reageer
Laat een reactie achter!
- {{ error }}